Buitenspelen is gezond: kinderen die dagelijks buitenkomen maken voldoende vitamine D aan, wat van belang is voor de opbouw van sterke botten en spieren. Met het buitenspelen train je gelijk deze spieren. Er komen veel motorische vaardigheden kijken bij het klauteren op een natte boomstronk. Het struinen dwars door de natuur over onverharde paden prikkelt de zintuigen en oefent de balans. Kinderen die iedere dag buiten zijn hebben een hogere weerstand, een beter uithoudingsvermogen, sterker ontwikkelde coördinatie en evenwicht, wat ziektes en ongelukken voorkomt. Ze leren dat ze de natuur nodig hebben om zelf gezond te blijven.
Natuurbesef: door het zijn in de natuur ontwikkel je een intelligentie die je niet uit boeken kunt leren. Kinderen ervaren dat de seizoenen veranderen, dit hebben ze door zonder dat iemand ze dit vertelt. Dit ontdekken ze doordat de bladeren van de bomen vallen of de krokussen gaan bloeien. Ze leren dat als het warm is je kleding uit kunt doen en dat als het regent je een muts op kunt zetten om je hoofd droog te houden. Natte bladeren en boomstammen zijn glad. Paddenstoelen en bessen raak je niet aan, deze zijn voor de vogels en eekhoorns en niet geschikt voor mensen. Daarmee leren ze zich verplaatsen in de wereld om hen heen en andere belangen die daarin meespelen, wat ze tot sociale wezens maakt.
Zelfvertrouwen en zelfredzaamheid: de natuur leert je angsten overwinnen door over een hek te klimmen, in de modder te vallen en zelf weer op te staan. Je ontdekt wat donker is en wat nat en koud is of warm en droog. Vies worden bestaat niet, goed spelen wel en dit doe je met al je zintuigen. Je kunt zelf je laarzen aandoen en je buitenpak aantrekken. Je handen mogen vies worden en deze kun je zelf weer wassen bij de kraan. De pakken drogen op, want deze hang je op de kapstok. En de laarzen mogen in de kast, zo kunnen ze morgen weer aan.